Diamond Rugs - Diamond Rugs
Partisan Records
We zagen Deer Tick vorig jaar tijdens Les Nuits en toen we lazen dat zanger John McCauley ook de drijvende kracht was achter Diamond Rugs vreesden we voor een volgende shot puberale punkrock overgoten met liters goedkoop bier. Maar al is het duidelijk dat het bier ook bij de opnames van deze plaat rijkelijk vloeide, het “klootzak-aan-de bar-gehalte" is verwaarloosbaar.

Diamond Rugs is een soort van supergroep met in zijn rangen Ian Saint Pé (zang/ gitaar) van The Black Lips, Steve Berlin (hoorn/ keyboard) van Los Lobos, Hardy Morris (zang/ gitaar) van Dead Confederate, Bryan Dufresne (drums) van Six Finger Satellite en John McCauley (zang/ gitaar) en Robbie Crowell (bas/sax/keyboard), beiden van Deer Tick. Daarnaast mochten ook nog eens vijf gastmuzikanten een bijdrage leveren op trompet, pedal steel, trombone en harmonica.
Het verschil met andere supergroepen is dat deze kerels quasi onvoorbereid de studio indoken (behalve dan de pallet sixpacks in de frigo) en ter plaatse de plaat vorm lieten krijgen terwijl ze ondertussen een feestje bouwden. Het spelplezier spat dan ook van de plaat, ook al zitten er een paar treursongs en zelfs een kerstlied tussen.
Gimme A Beer, Call Girl Blues en Hungover And Horny zijn titels die op een Deer Tick-album niet zouden misstaan maar de plaat opent met Hightail dat ook op single verscheen en dat vooral opvalt door de baritonsax en de streepjes mondharmonica.
Big God is leuke punkrocker met snedige gitaarbreaks terwijl Out On My Own luchtige americana is. Totally Lonely is dan weer een gecroonde ballad en een van de weinige rustpunten in dit kolkende geheel.
Er is ook plaats voor covers zoals I Took Note van Mandarin Dynasty. Wel een beetje pijnlijk dat dit een van de sterkste nummers van de plaat is. Dat geldt gelukkig ook voor Tell Me Why waarin een ex-liefje de rekening gepresenteerd krijgt en dat een ferme Morphine-injectie kreeg dankzij een paar swingende saxstoten.
Dit album was voor McCauley maar een tussendoortje en ook al staan er geen echt onsterfelijke songs op, het is wel een heel aangenaam plaatje, ideaal voor op de snelweg als er geen vrachtwagen met gasflessen is gekanteld en liefst nog op weg naar huis na een feestje dat zo gezellig was dat het te lang duurde. Terwijl de wind door het open raam de nevelen uit je kop blaast, hou je jezelf gegarandeerd wakker door mee te brullen en te lallen.