David Olney - Can't Steal My Fire: The Songs Of David Olney
New West Records
Zeventien verschillende artiesten lenen op ‘Can’t Steal My Fire: The Songs Of David Olney’ hun stem en/of hun instrumenten aan evenveel liedjes van de betreurde Amerikaanse singer-songwriter. Dat levert niet zomaar een boeiend en gevarieerd, maar in de eerste plaats een warm en mooi eerbetoon op.
Zaterdag 18 januari 2020. Op de dag dat John Prine, die andere songsmid van wie we een paar maanden later afscheid moeten nemen, zijn laatste concert speelt op Amerikaanse bodem, geeft David Olney op hetzelfde 30A Songwriter Festival in Florida een paar korte, intieme optredens. Tijdens zijn eerste concert, nog steeds integraal te bekijken op het web, lijkt er geen vuiltje aan de lucht. Een rustige, ontspannen Olney zit op een kruk en speelt op akoestische gitaar een vijftal liedjes, geeft tussendoor toelichting bij een paar songs en antwoordt kort maar beleefd op vragen en opmerkingen uit het publiek.
Een paar uur later begint hij aan zijn tweede set. Halfweg het derde liedje, een cover van Blue Bonnet Girl van Jack Murray, stopt hij plots met spelen. De aanwezigen, onder wie collega-songschrijvers Amy Rigby en Scott Miller, verwachten dat hij zich wel gauw zal herpakken, maar Olney mompelt alleen nog “I’m sorry” en sluit zijn ogen, waarna zijn kin op zijn borst zakt en hij roerloos blijft zitten. Vrij snel dringt door dat er iets niet klopt, maar alle hulp komt te laat. “He never dropped his guitar or fell off his stool,” aldus Scott Miller. “It was as easy and gentle as he was."
Met Olney, eenenzeventig op dat moment, sloop niet meteen een songsmid met een uitgebreide collectie gouden platen en awards weg uit het ondermaanse, maar wel een aimabele, enigszins terughoudende maar empathische muzikant. Hij werd enorm gerespecteerd en bewonderd door collega’s als Townes Van Zandt, Steve Earle, Emmylou Harris en Linda Ronstadt, die zonder uitzondering een of meer song(s) van Olney opnamen en daar meestal meer succes mee boekten dan de liedjesschrijver zelf.
Het laatste wapenfeit van Olney was ‘Whispers And Sighs’, een plaat die hij maakte met het Georgische (maar naar Nashville uitgeweken) echtpaar Anana Kaye en Irakli Gabriel. Het album was bijna klaar toen hij overleed, maar verscheen pas meer dan een jaar later. Het werd het onbedoelde orgelpunt van een loopbaan die meer dan een halve eeuw duurde, en een twintigtal soloplaten, tien livealbums en een handvol ep’s en compilaties omvat.
Olney verklaarde meermaals dat hij graag songs van andere artiesten speelde, in de hoop dat zij dan ook zijn nummers zouden spelen. Veel passender dan dit kan een eerbetoon dus niet zijn. Niet alle bekende namen die ooit zijn werk opnamen staan op deze plaat, maar dat neemt niet weg dat er in alle tracks topkwaliteit wordt afgeleverd, door een verscheiden keur aan folk-, country-, Americana-, rock- en zelfs gospelmuzikanten, die in hun bijdrage trouw blijven aan zichzelf én aan ‘de geest’ van David Olney.
Op één track na (een liveversie van Illegal Cargo door Townes Van Zandt) zijn het allemaal nieuwe opnames. Daarom krijgen we van Deeper Well niet de versie die Emmylou Harris haar succesplaat ‘Wrecking Ball’ zette, maar wel een gloednieuwe (en gloedvolle) uitvoering door Lucinda Williams, die ook het album mag openen. Nog vooraan op de tracklist: goede vrienden Steve Earle (Sister Angelina – “Ik heb dat nummer al honderden keren gespeeld,” dixit Earle) en Buddy Miller (Jerusalem Tomorrow), maar ook gospelzussen The McCrary Sisters (Voices On The Water) en bluegrassgroep The Steeldrivers (If My Eyes Were Blind).
Een opmerkelijke gast is country- en folkzanger Willis Alan Ramsey (Women Across The River), want sinds zijn debuut, tweeënvijftig jaar geleden, heeft hij – onder eigen naam – niets nieuws meer uitgebracht. Erg sterk – zeg gerust ‘beklijvend’ - is de bijdrage van country-noirartieste Mary Gauthier. Haar woelige leven kon zelf het onderwerp zijn geweest van een Olney-song, maar zij brengt hier met 1917 (eerder ook al gecoverd door Emmylou Harris & Linda Ronstadt) het verhaal van het aandoenlijke prostitueebezoek van een jonge frontsoldaat, alvorens hij weer terug moet keren naar de loopgraven.
Ook dichter-muzikant R.B. Morris mag Steve Earle en Lucinda Williams tot zijn fans rekenen. Hij werkte voor zijn versie van Always The Stranger samen met het eerder genoemde Americana-duo Anana Kaye. Zij zijn de jongste bijdragers op dit album, en horen we een paar tracks later terug in het frisse en modern klinkende Running From Love en in #Sonnet 40, waarin Olney – op muziek van Iraki Gabriel – als een volleerde steward de veiligheidsinstructies voorleest aan de passagiers op een vlucht met bestemming de hel.
En nog is de doos met troubadours die door executive producer Gwil Owen werden verzameld niet leeg. Van Jimmie Dale Gilmore kent u via ‘onze’ Eriksson Delcroix misschien al Tonight I Think I'm Gonna Go Downtown, hijzelf covert hier If It Wasn’t For The Wind. Folkzanger-op-rust Greg Brown en vaste compagnon Bo Ramsey (zie ook: Lucinda Williams) brengen een uitgebeend That’s My Story. Afton Wolfe vertelt in Titanic het verhaal van de scheepsramp, vanuit het perspectief van de ijsberg (“My frozen arms are reaching / they reach for you alone / Come to me / Come to me / Come to me, Titanic”).
In Steal My Thunder keert Dave Alvin (van The Blasters) samen met het Rick Holstrom Trio terug naar het begin van de jaren tachtig, toen Olney nog de rockband The X-Rays aanvoerde. Countryzanger Jim Lauderdale nam voor dit project een erg mooi Delta Blue op, waarna levende legende Janis Ian met het sobere She’s Alone Tonight tekent voor één van dé hoogtepunten en Townes Van Zandt de deur sluit met Illegal Cargo.
Sommige artiesten op deze plaat kenden Olney al sinds het begin van zijn carrière, anderen kruisten veel later zijn pad. De ene kende hem van nabij, de andere was misschien weinig meer dan een – weliswaar gerespecteerde – kennis. Wat ze allemaal met elkaar gemeen hebben, is dat ze op een of ander moment geraakt werden door de muziek van David Olney, en datzelfde gevoel nu willen overbrengen met hun interpretaties van zijn songs. Wat ons betreft zijn ze daar allemaal met vlag en wimpel in geslaagd.
Misschien haalt u nu de schouders op omdat u die Olney toch niet kent. Geen nood: begin met deze ‘Can’t Steal My Fire’, en voor u het weet gaat u misschien ook wel op zoek naar de oorspronkelijke songs. Zelf heeft hij er natuurlijk niets meer aan, maar u doet er uzelf volgens ons een groot plezier mee.