Chastity Belt - Chastity Belt

Hardly Art Records

Chastity Belt

Na ‘I Used To Spend So Much Time Alone’, de derde plaat, hoopten we dat Chastity Belt op nummer vier verslag zou uitbrengen van een wilde nacht “on the town”. Het draaide anders uit.

De voorbije negen jaar zagen we de dames van Chastity Belt steeds volwassener worden. Na een eerste, bruisende plaat werd de toon van de albums zachtjes aan serieuzer. En dat is op nummer vier niet anders. Nu de dames de bel van tram drie in de verte horen, is het ook niet verwonderlijk dat album vier nog iets verder gaat.

De vier – frontvrouw Julia Shapiro (zang, gitaar, drum), Lydia Lund (zang, gitaar), Gretchen Grimm (drums, zang, gitaar) en bassite Annie Truscott – lijken zich ondertussen heerlijk rustig en op het gemak te voelen, als ze samen musiceren. Album nummer vier voelt dan ook vooral aan als een vrijhaven waar ze rustig en zelfverzekerd zichzelf kunnen zijn. Dat de plaat naar de band werd genoemd, mag dan ook geen verrassing heten.

Vorig jaar werkten de vier leden zonder uitzondering aan solomateriaal (zie ‘Perfect Version’ van Shapiro) of tourden ze met andere bands. Ze gunden elkaar de vrijheid zonder beloftes om op een bepaald moment terug samen te komen, maar toen dat wel gebeurde en ze samen voor een aantal weken de studio indoken, was de chemie als vanouds en het vertrouwen groot genoeg om te experimenteren.

Zo kon je al tussen de regels lezen dat de vier al eens van instrument of rol durfden wisselen. Het resultaat is dat ‘Chastity Belt’ de meest coherente en genuanceerde plaat is tot nog toe. Er zijn zelfs violen en harmoniezang te horen. Het is ook het eerste album waarop het speuren is naar een instant hit.

De drie songs, die voor de plaat in de ether werden gegooid (Ann’s Jam, Elena en Drown), steken er een beetje bovenuit – of lijkt dat zo omdat ze al iets bekender in de oren klinken? – maar eigenlijk is het een album dat ingaat tegen de tijdsgeest en het best in zijn geheel wordt gesavoureerd, het liefst nog na het schemeruur. De gitaren klinken immers wollig, de melodieën zijn luchtig en bevatten evenveel ademruimte als instrumentatie en de teksten gaan vaak over zelfaanvaarding en het zoeken naar rust en sereniteit.  

Het middenstuk met Rav-4 en It Takes Time vormt de sleutel tot de plaat. Op het eerste gehoor zijn het twee totaal verschillende nummers. Het eerste is één van de meest subtiele, melancholische tracks en het tweede klinkt dan wel iets potiger, maar de tekst ademt één en al berusting uit. Het lijkt wel alsof de band voor de vier leden een kooi van Faraday is, waarop de bliksem afketst. Enkel in Split lijkt iets van onrust geslopen.

Of Shapiro en de rest ooit nog eens als Lucy Jordan in een cabrio naar Parijs zullen rijden met de warme wind in het haar of wild schreeuwend naakt door een lommerrijke straat zullen lopen, blijft dus nog minstens een paar jaar onzeker. Maar die tijd zullen we nodig hebben om deze plaat te laten groeien.

20 september 2019
Marc Alenus