Cate Le Bon - Pompeii
Mexican Summer
Is deze plaat als een sonische gipsafdruk van een leegte? Het is maar één van de vragen waarmee we blijven zitten na eindeloos beluisteren.
Toen Pompeii in 79 voor Christus verging, werden heel wat mensen verrast door de asregens en lava van de Vesuvius. Lichamen raakten bedolven in de chaos. Begin twintigste eeuw werden ze ontdekt en van de holtes die die lichamen achterlieten, werden gipsafdrukken gegoten. Eén van de meest aangrijpende beelden was dat van “de maagden van Pompeii”: twee mensen die in een innige omhelzing samen stierven en door de asregens vereeuwigd werden. Daaraan moesten wij denken, toen Cat Le Bon haar zesde album aankondigde.
En we zaten er niet zover naast. Le Bon wil in de titeltrack inderdaad reflecteren over menselijk lijden, maar ook over hoe dat soms uitgebuit wordt. Als je nu Pompeii bezoekt, vind je er immers toeristen met selfiesticks en souvenirwinkeltjes. Zullen ze over een paar honderd jaar ook op die manier de slachtoffers van de klimaatopwarming herdenken met een sleutelhanger?
Maar deze reflectie is geen rode draad doorheen de hele plaat. Hier en daar knipoogt ze nog wel eens naar de dramatische gebeurtenis van zo lang geleden zoals in Remembering Me waarin ze zingt: “In the classical rewrite / I wore the heat like / A hundred birthday cakes / Under one sun.” In Harbour vraagt ze zich af wat jouw laatste gebaar zou zijn net voor je sterft en zelf bedelft ze als een woest uitbarstende vulkaan de luisteraar onder een asregen van geluiden.
Maar dit is geen conceptplaat over het drama van Pompeii. Een overkoepelend thema lijkt er zelfs niet te zijn. De teksten van Le Bon zijn cryptisch en laten veel ruimte voor interpretatie. Gaat het over het lot? En over hoe daarmee om te gaan? Misschien wel. Enkel Le Bon weet het, hoewel ze in Moderation zelf zingt: “I can’t put a finger on it”. Cry Me Old Trouble gaat alvast over hoe we belast zijn met het verleden – zelfs met dat van anderen – en over aanvaarding van het onbekende.
Op Moderation na is de plaat ook geen gemakkelijk beluisterbare hap. Le Bon, die alle instrumenten (op sax en drums na) zelf inspeelde, liet zich helemaal gaan. Ze trok samen met co-producer Samur Khouja de nummers krom met opzettelijk valse noten, onverwachte tempowisselingen en jazzy percussie. Het lijken wel absurde dadaïstische popsongs met een punky attitude, al zit er door haar manier van zingen ook wel een zekere zachtheid in.
Het portret, dat haar partner Tim Presley schilderde en dat de cover van de plaat siert, was tegelijk een visuele gids voor hoe de plaat moest klinken. Er staat een vrouwelijke, historische (?) figuur op. Ze kijkt stoer op met een vuist voor het hart, maar in de ogen ligt twijfel en zelfs angst evenals vastberadenheid. “Hoe klinkt de muziek bij dit schilderij?” zou Le Bon zich afgevraagd hebben. We weten het nu.