Blue Flamingo - Metropolyphonica

Excelsior Recordings

Metropolyphonica

Rotterdam is niet alleen de stad van Rem Koolhaas en modernistische architectuur en kubuswoningen. De noodgedwongen moderne stad levert ook twee van onze favoriete oudeplaatjesdraaiers op: Jules Deelder en Blue Flamingo. De eerste had het met obscure hardbop en de staccato tonen van het nachtleven, de tweede bouwt eclectische sets op met louter achtenzeventigtoerenplaten van zeer divers pluimage. Ziya Ertekin, zoals Blue Flamingo voor de burgerlijke stand heet, waagt zich nu na drie compilaties van shellacplaten aan een album met geheel eigen werk.

‘Metropolyphonica’ heet de plaat, en verrassend genoeg is het geen vijftigerjaren-retro-album geworden. Een bonte mengelmoes aan stijlen wordt tot een coherent, fris en zomers geheel opgeschud. We denken afwisselend aan een vroege King Crimson door een vage gelijkenis tussen de stemmen van Ertekin en Greg Lake en bijvoorbeeld door het subtiele gitaarspel in Otrobanda, aan Dirk Blanchart door de ietwat Afrikaans gekruide ritmes en de achtergrondkoortjes en aan Arsenal, ook weer door die exotische ritmes die in piekfijne arrangementen gevat worden.

Bij Predator’s Ball dachten we even dat Robbie Williams nog eens een goed nummer had gemaakt. Bij de Hammond-intro van Treme moest het cd-boekje redding brengen: we hadden deze traditional al gehoord bij Jelly Roll Morton en Blue Flamingo's band laat zich er fijn door inspireren. The Canned Philosopher is reggae met strijkers en een geweldig klinkende gitaarsolo. De intro van East klinkt als een straatopname, maar als we een straatmuzikant zo zouden horen spelen, gaven we hem de inhoud van onze portefeuille en zetten we er ons een halve dag bij te luisteren. En zo zit de hele plaat vol van die fijne momenten die zich bij elke nieuwe luisterbeurt openbaren. Zelfs de ietwat melige ballad My Kandyan Shirt eindigt nog met strijkers die het midden houden tussen Tindersticks en de Egyptenaren op Page & Plants ‘No Quarter’. Het is eigenlijk de enige song op de plaat die we al eens durven skippen.

De single Boom Nama Gan Gan werd al in 2020 gelost en heeft het die zomer vaak tot onze playlist geschopt. Blue Flamingo speelt behalve drums alle instrumenten, en toch leidt dit niet tot een overwrochte geluidspap zoals die wel eens durven volgen uit quarantaineplaten. De P-bass krijgt alle ruimte om prominent en nostalgisch te knorren en de funky gitaar ondersteunt perfect de geweldige vocalen van Racheal Botha. Deze – voor ons – nobele onbekende zangeres figureert ook op de korte rap DJ Master. We houden haar in de gaten. We vonden alvast dit filmpje waarin ze op straat, met kind op de rug, een vocale prestatie neerzet als had Skunk Anansie een gospelalbum gemaakt.

Wat ons bij het beluisteren van Boom Nama Gan Gan geheel ontgaan was, is de tekst. “Don’t leave the children crying / I see them floating in the water / I see them dying, dying, dying” – je gaat, libretto in hand, toch anders naar het nummer luisteren. Grasduinend door het tekstboekje merk je dan toch dat Ertekin een meer dan deugdelijke en originele tekst kan schrijven. Naar een catchy refrein is het wel zoeken, met Predator’s Ball als quasi enige kanshebber. Nu zien we Blue Flamingo eerder spelen voor een luister- dan een meebralpubliek, dus een echt manco is dit niet.

Het tekstboekje is een reden te meer dat we de platenfirma dankbaar zijn dat ze ons nog een fysiek exemplaar bezorgde van de cd, met naast de teksten schitterend flitsend artwork, een beginselverklaring van Ertekin en een recept voor een cocktail die we wegens gebrek aan suikersiroop niet konden uittesten voor u. Maar geen zorg: de plaat leent zich ook tot degustatie met een glas rosé of champagne, op een tuinfeestje of in een hippe bar. Waarvan akte.

9 juni 2022
Stefaan Van Slycken