And So I Watch You From Afar - Megafauna

Pelagic Records

Megafauna

Zeven platen lang al verkent het Ierse And So I Watch You From Afar (ofte ASIWYFA) de brede grenzen van het rijk van de postrock. Wat voor de doorsnee luisteraar zoveel betekent als ellenlange instrumentale gitaarepistels met herhalend terugkerende thema’s, lang uitgesmeerde tussenstukken en een afwisselende introvert-apocalyptische climaxstructuur. En laat dit vierkoppig ensemble nu net NIET die platgetreden formule van dit genre blindelings volgen. Wat natuurlijk niet betekent dat termen als “intens” en “spannend” niet bij ‘Megafauna’ zouden passen.

Dit album wordt in de markt gezet door het Duitse Pelagic records. En dan moet je geen muziek voor softies verwachten, maar wel muziek die wordt vormgegeven door pakweg twee gitaren, een drumstel en een basgitaar die op één opnameweek tijd uitingen worden van ontsnapping en ongebreidelde creativiteit die volgt op twee pandemiejaren van isolement. Want ja, ook dit album groeide uit ten tijde van het c-virus.

Je hoort en voelt ook die energie (of beter: de explosie van energie) doorheen de negen tracks op dit album. Combineer stevige gitaarintensiteit met een paar duidelijke Ierse folkrootsaccenten en je krijgt een pittig ASIWYFA-splinterbommetje.

Zo kan je binnen één enkele dolle vierminutenreis als Do Mór - en die titel mag je nu eens in het Nederlands proberen te interpreteren! - zowel akoestisch ontdubbelde gitaarkronkels, ijl wauwelend snaarspel, vurige stonermomenten als chaotische, jazzy jankkreten met hoekige drumpercussie verwachten. Enkel passen die diverse momenten mathematisch in elkaar als één knallend geheel.

Het grote magnum opus van dit album is misschien nog wel het dubbelluik Mother Belfast (Part I) / (Part II). In het eerste geval zes minuten lang gevuld met grotendeels akoestisch om elkaar kronkelend gitaarvertier en uitgroeiend in luidruchtig en vingervlug tremelospel. In het tweede geval bijna de helft van de tijd ,maar dubbel zo grimmig en hardnekkig bonkende riffs en trotse (effectief Iers klinkende) snaarmotieven. Maar vanzelfsprekend beide keren wel weer ontzettend sterk op elkaar ingespeeld.

Dat is de ultieme kracht van deze band: de vier Ieren spelen voortdurend met je voeten en je kan niet anders dan vaststellen dat je dat heerlijk vindt. Instrumentale muziek vol verrassingen met vlijmscherpe randjes, zeg maar. Want het aantal oooh- of aaah-momenten, die je terugvindt in traditionele melancholische postrockbands, kan je hier op twee vingers tellen. Misschien net bij die zeldzame en goed verscholen keer dat ASIWYFA ook een vleugje piano of strijkers inschakelt om de contrasten in een loeiend Gallery Of Honour nog aan te scherpen. Of wanneer Any Joy op amper drie filmische minuten - jawel! -melancholisch gaat klinken.

Neenee, dit is een plaat voor avonturiers. Voor durvers. Voor punkers die zich er al lang bij hebben neergelegd dat punk morsdood is. Waarvan akte.

26 augustus 2024
Johan Giglot