Samy Thiébault - Rebirth

Gaya Music Production

'Rebirth', zo heet het zesde album van de Ivoriaanse saxofonist Samy Thiébault. Voor dit album koos hij niemand minder dan trompettist Avishai Cohen om hem te ondersteunen bij de uitwerking van dit project. Thiébault en Cohen zijn twee muzikanten annex persoonlijkheden die het liefst enkel met hun respectievelijke instrumenten communiceren eerder dan er (te) veel woorden aan te verspillen en zo erin slagen om een heel eigen nieuwe taal te ontwikkelen. Dergelijke innovatieve projecten zijn goud waard.

Rebirth

Met dit nieuwe project wilde Thiébault eens iets anders dan een soloalbum. Een folietje zeg maar. Met Cohen deelt hij een gelijkaardige visie op de muziek, namelijk dat je als muzikant maar zo goed bent als diegene met wie je je omringt. Op dit album zoekt Thiébault nieuw terrein op, zonder evenwel zijn roots te verloochenen. Er duiken Marokkaanse invloeden op, evenals West-Afrikaanse percussieve elementen. En ook de wereld van de klassieke muziek laat hij niet ongemoeid. Zo presenteert hij stukjes van Moessorgski, Satie en Ravel die evenwel bewerkt werden naar de interactie met Avishai Cohen.

Thiébault heeft ruimschoots ervaring : hij concerteert al ruim tien jaar en nam verschillende albums op. Toch wilde hij niet zichzelf herhalen en zocht hij naar een creatieve uitweg. Die vond hij bij Avishai Cohen, die met zijn coole trompetspel het verschil kan maken. Op het album wisselen beide heren nieuwe muzikale inspiraties uit, hetgeen leidt tot een samenspel dat in alle opzichten (o.a. repertoire, instrumentatie,..) verrast.

Het album bruist van de energie. De combinatie tussen Thiébault en Cohen werkt duidelijk, zo is meteen al bij opener Abidjan vast te stellen. 'Rebirth' is in zekere zin een autobiografie, zo zegt Thiébault. Elke melodie, elke passage, alles maakt deel uit van mijn geschiedenis, van wie ik ben. En ik stel me net als Cohen maar al te graag genereus op door in te gaan op de creatie samen met medemuzikanten zoals Cohen die ik erg bewonder, zegt hij.

Opvallend is dan ook de manier waarop het album gestructureerd is: zo staat een klassiek aandoende driedelige suite 'Enlightments' op dit jazzalbum centraal.  Het eerste luik vertrekt vanuit de hemel en richt zich op de Aarde. De suite, gebaseerd op Le Fils De L'Etoile (Satie), brengt een wat aparte sfeer aan, maar komt haast als vanzelfsprekend voort uit Laideronnette Impératrice Des Pagodes, die in het tweede deel nog in een alternatievere take voorkomt.

Verder horen we classy jazz waarop Thiébault (die naast tenor en sopraan saxofoonspel ook zijn weg weet met (alt)fluiten) en Cohen (trompet) vurig met elkaar duelleren en elkaar zo uitdagen dat ze er beiden sterker uit komen. Het sterrenduo wordt overigens door goed volk ondersteund, zoals onder meer Adrien Circot op piano en fender rhodes, Sylvain Romano op bas, Philippe Soirat op drums, Meta op percussie, en Jean Philippe Scali op alt- en baritonsaxofoon. Kortom: een kleine sterrencast.

Beide heren staan lachend op de hoes, en dat zien we maar al te graag. Ze hebben zich blijkbaar kostelijk geamuseerd bij het maken van dit album en dat hoor je ook duidelijk in de composities. Ze graaien overal wat mee: zo lijkt het alsof we tijdens opener Abidjan in een of andere Saharaanse uithoek verzeild zijn geraakt, waarbij het water schaars is, de hitte werkelijk niet te doen en Cohen en Thiébault zich de ziel uit hun beider lijven spelen.

Iets verderop tijdens Raqsat Fès (de dans van Fes ; de titel verwijst naar het geboortedorp van diens moeder) is het alwéér feest, al wordt de compositie vooral gedragen door Afrikaanse percussie en is de melodie geïnspireerd door de chaabi zanger Maati Benkacem (1928-2001). Thiébault heeft overigens in Cohen duidelijk een speelmaatje gevonden : Thiébault speelt vuriger en intenser, terwijl Cohen lossere frasen speelt ter afkoeling. Vonken en vuur dus.

Gaandeweg wordt het wat drukker, onder meer tijdens Chant Du Très Loin (een compositie ontleend aan Moessorgski en de allereerste compositie die hij zichzelf ooit leerde spelen), een titel die zelfs de fantasie van het kleinste kind op hol doet slaan. Met een track als Cansion duikt het toeval op: zo hoorde hij ergens op tournee in Venezuela de melodie in een klein kerkje zingen door een klein jongetje, een herinnering die zijn sporen heeft nagelaten en nu vereeuwigd is.

Het is ook een album vol met herinneringen aan zijn jeugd en met een duidelijk persoonlijke toets, dat is onder meer te horen aan het aan zijn zoon opgedragen Nesfé Jahân, waarin hij Maurice Ravel citeert.

Qua referentiepunten in de jazz duiken onder meer ronkende namen als John Coltrane (Thiébault speelt dan wel relatief trage frasen, zijn intensiteit herinnert vaag wat aan de jazzgigant), Pharao Sanders en Wayne Shorter op, al kruiden Thiébault en Cohen die invloeden af met een global sound die overal wel een beetje verwant aan is. In  zijn geheel leidt dit tot een erg onwerelds plaatje waar ons jazzliefhebbershart nog wel even zoet mee is.

4 oktober 2016
Philippe De Cleen